schildersschilderstromingen
handschriftenbewegingenkunst per land

 

Art Nouveau
Uit de naam alleen al klinkt protest, Art Nouveau, nieuwe kunst. De stijl (misschien is beweging een betere omschrijving) veroverde in   korte tijd eind 19e eeuws Europa, ook de Verenigde Staten werden bereikt. Hoe strijdbaar van naam ook, draagt de nieuwe kunstuiting geen agressie in zich. Integendeel. De wereld werd veroverd met door de natuur ingegeven vloeiende subtiele lijnen. Binnen de over elkaar buitelende “ismes” van rebellerende kunstenaars die zich destijds verzetten tegen het heersende kunst-establishment, was een groep die zich bezig hield met decoratieve toegepaste kunst. De stroming voert terug naar de Arts and Crafts-beweging van William Morris en de Prerafaëlieten. Morris keerde zich tegen de vervlakking van de massaproductie en riep kunstenaars en handwerkslieden op zich te heroriënteren op het eerlijke middeleeuwse ambacht. Beeldende kunst en toegepaste kunst gingen door elkaar lopen. De verhevenheid van de academische kunst was al teniet gedaan, nu werd de kunst via de kunstnijverheid in principe voor iedereen toegankelijk. [Terug naar boven]

Expressionisme (2 lessen)
Expressionisme, “Die Brücke”
Letterlijk genomen betekent het woord expressie: uiting van gevoel. In de schilderkunst staat de aanduiding expressionisme voor een stroming die zich toelegde op het uiten van gevoel. Voorstellingen moesten bijzonder van expressie c.q. uitdrukking zijn. Dit in tegenstelling tot de weergave van de werkelijkheid in het realisme. In het expressionisme staat de wijze waarop de kunstenaar de werkelijkheid beleeft centraal.  De realist schildert met z’n verstand en de expressionist met z’n hart. Al naar gelang de visie van de expressionistische kunstenaar kan de werkelijkheid tot aan het onherkenbare veranderen. Als de fauvisten Parijs in 1905 shockeren met ongeremd kleurgebruik, zijn in het Duitse Dresden vier studenten bij het oprichten van kunstenaarskring “Die Brücke” hen gelijkgezind. Het fauvisme zowel als het expressionisme, borduurden onder meer voort op de kunst van directe voorlopers als Vincent van Gogh, Paul Gauguin en Paul Cézanne. Vooral Vincent van Goghs manier van schilderen maakte diepe indruk. [Terug naar boven]

Expressionisme, “Der Blaue Reiter”
Rond de eeuwwisseling (1889-1900) kwam de in Rusland geboren Vassily Kandinsky naar München. Kandinsky was een afgestudeerde jurist met een schilderhobby. Na een “openbaringservaring” met een schilderij van Monet, besloot hij zijn leven om te gooien en voor de kunst te kiezen. De studie aan de academie liep uit op een teleurstelling en hij besloot met enkele schildervrienden een kunstenaarskring op te zetten waaraan een school verbonden was. Gabriele Münter, zijn toekomstige echtgenote, meldde zich als leerling aan.  Van 1902 tot 1908 trok Kandinsky herhaaldelijk door Europa om de westelijke cultuur in zich op te nemen. Vassily en Gabriele trokken in gezelschap van Alexej Jawlensky en Marianne von Werefkin naar Murnau. Het Zuid-Duitse expressionisme kreeg geleidelijk aan vorm. De intellectueel Kandinsky begreep dat de nieuwe kunst voor het publiek toelichting behoefde. Hij zette zijn opvattingen op papier en schreef samen met  Franz marck een almanak. In Oostenrijk waren het Oskar Kokoschka en Egon Schiele die in het spoor van Gustav Klimt uit het keurslijf van de gevestigde kunst braken. [Terug naar boven]

Fauvisme
Het fauvisme moet worden gezien als éen van de stappen in de ontwikkeling van de moderne kunst. Een korte maar felle schittering van 1904 tot circa 1908. Een groep van 13 kunstenaars had elkaar voor een kort moment gevonden. Kleur en losse toets waren de samenbindende factoren. Tekenen met kleur was de uitdaging. De kleur groen was niet langer voorbehouden aan gras. De blauwe hemel was niet per definitie blauw. Het vergde moed om van de vastgeroeste traditie af te wijken. Henri Matisse was de geestelijke vader die zijn opvattingen trouw bleef. Niet alle kunstenaars hielden dit vol. Voor velen was het fauvisme een leerzaam intermezzo. [Terug naar boven]

Fin de siècle  
Onder fin de siècle verstaan we de periode aan het eind van de 19e eeuw waarin de kunst op zoek ging naar nieuwe horizons. Het impressionisme bleek voor de tijdgenoten niet het definitieve antwoord op het neo-classicisme. Nog gekluisterd aan de traditie kon men niet bevroeden dat de kunst een compleet nieuwe weg in zou slaan waar geen plaats meer was voor grote tableaus. We komen ook terecht in de verveelde wereld van kunstenaars waar het leven wordt begrepen als drama, waar wanhoop en crisis hoogtij vieren. Een figuur als Oscar Wilde was daar een vertegenwoordiger van. Vernieuwingen werden opgepakt en weer verlaten om uit te lopen in geestverwante stromingen. We noemen enkele begrippen: symbolisme, cloisonnisme, nabis, synthetisme, Rose+Croix, modernisme, decadentenbeweging enz  Niemand kon er een touw aan vastklampen. Spannend was het wel. [Terug naar boven]

Impressionisme (4 lessen)

Wat vooraf ging
1863, kunst in verzet
1874, geboorte van het impressionisme
1874-1886, de exposities

Iedereen, kunstliefhebber of niet, kent het impressionisme. Men heeft zich vaak afgevraagd wat de aantrekkingskracht is van deze incomplete kunst. Het impressionisme beoogt het uitbeelden van een momentopname. Geen compleet beeld maar een vlugge schets. En dat is nu precies waarom het impressionisme ons aanspreekt. Onze hersenen blijken met het incomplete beeld aan de slag te gaan en daar voelen we ons goed bij. Hoe het ook zei, schilders als Monet en Renoir zagen na veel oefening kans met een ogenschijnlijk nonchalante toets een wereld van nostalgische illusie op te roepen.   

Wat vooraf ging
Het impressionisme is ons zo vertrouwd dat niemand zich meer afvraagt hoe het even na het midden van de 19e eeuw toch kon bestaan dat een aantal schilders zich in Frankrijk zo snel ontdeed van de ballast uit het verleden. De breuk met de gevestigde traditie leverde bij het grote publiek en de kunstcritici onbegrip en hilariteit op. Desondanks zette men door. Schilderden de impres­sionisten als bij ingeving of borduurden zij voort op reeds merkbare verande­ringen? De nieuwe stijl moet de tongen hebben losgemaakt, niet in het minst die van de kunstenaars zelf. Jammer genoeg zijn de gesprekken niet opgete­kend in een manifest. Van een impressionistische school was geen sprake. Door de schilders voor het voetlicht te brengen die hen vooraf gingen, krijgen we enig idee van de invloeden die op de impressionisten hebben ingewerkt. [Terug naar boven

1863, kunst in verzet
1863 is het jaar waarin het grote publiek kennis nam van een op handen zijnde vernieuwing in de kunst. Het aantal van de door de jury van de Salon geweigerde inzendingen was dermate groot dat de onvrede van de inzenders het hof van de Franse keizer Napoleon III bereikte. In le Moniteur Universel verscheen een keizerlijk decreet met de volgende zinsnede: “Zijne Majesteit, die wenst dat het publiek weet dat deze klachten gegrond zijn, heeft besloten dat de geweigerde werken moeten worden tentoongesteld in een ander gedeelte van het Palais de l’Industrie.” De fundamentele verandering in de Franse schilderkunst werd officieel herkend. Over erkenning kan nog niet worden gesproken daarvoor was de traditie te vast verankerd. [Terug naar boven

1874, geboorte van het impressionisme
De periode 1863-1874 is voor de progressieve schilders een voortdurend zoe­ken naar identiteit. De kunstenaars zijn er stuk voor stuk van overtuigd dat het anders moet maar zijn niet eensgezind. Het bastion van de officiële kunst is nog lang niet geslecht en de kritiek is genadeloos. Het grote publiek laat het vooralsnog afweten. Het tijdvak wordt gedomineerd door de politiek. Frankrijk raakt in oorlog met alle gevolgen van dien. Sommige schilders gaan in militaire dienst en anderen ontvluchten het land. In 1874 valt de naam “impressio­nisme” op de eerste tentoonstelling van een groep verenigde kunstenaars.[Terug naar boven]

1874-1886, de exposities
Het impressionisme is de kunst van de armoede. Het gevoel van nostalgie en onbekommerdheid dat ons overvalt bij het zien van de schilderijen is bevoch­ten op halsstarrige tegenstanders en de gevestigde orde. Na het wapenfeit van de eerste impressionistische tentoonstelling waren de schilders nog ver verwijderd van succes. Het publiek liet zich niet zo eenvoudig overtuigen. Schilderijen waren behang om wanden te bedekken en geen zelfstandige voorwerpen. Monet, de grootste impressionist, kreeg pas echt succes in 1889 toen de stroming al drie jaar ter ziele was. De beweging  was geen lang leven beschoren. Na een twintigtal jaren was het gedaan. De nasleep is tot op de dag van vandaag merkbaar. [Terug naar boven]

Impressionisme buiten Frankrijk
Het impressionisme zou compleet Europa aan de voeten krijgen. Kunstenaars rebelleerden. Of het nu tegen de gevestigde orde was zoals in Rusland, of in een door een vreemde macht overheerst Italië waar kunstenaars zich onder de verzetstrijders schaarden, of zoals in Engeland en Frankrijk waar de kunst zich afzette tegen de traditionele kunstinstellingen. We moeten het impressionisme niet zien als een uit de politiek afkomstige kunststroming maar veeleer als een verzet tegen bestaande regels. Men nam geen genoegen meer met een kunst die niet langer paste bij het tijdsbeeld. Een van de oorzaken van het zich verbreidende impressionisme was Parijs. De Franse lichtstad was de kunststad in Europa. De kunst was van overheidswege georganiseerd en stond voor iedereen open (ook voor buitenlanders). Vooraanstaande kunstenaars openden ateliers waar les werd gegeven. Niet alleen aan de heren der schepping maar ook aan dames. In het spoor van deze activiteit ontwikkelde zich in Parijs al vroeg een belangrijke kunsthandel. Parijs trok als een magneet. Kunstenaars van over de grens gingen met een beurs op zak in Parijs studeren. [Terug naar boven]

Neo-impressionisme (les: Cézanne en de neo-impressionisten)
Onder neo-impressionnisme wordt de richting in de kunst verstaan die Georges Seurat insloeg: het pointillisme ofwel de stippenkunst. De stroming heeft alles te maken met de nieuwe wetenschappelijke manier waarop men naar de schilderkunst keek. Er werd onderzoek gedaan naar de wijze waarop kleuren op elkaar inwerken. Dicht naast elkaar geplaatste stippen verf in verschillende kleuren vloeien, vanaf enige afstand gezien, in elkaar over en nemen een mengkleur aan. M.a.w. men zag af van het mengen van kleuren op het palet en liet de natuur zijn werk doen. Het principe was niet echt nieuw omdat Delacroix dit al in de dertiger jaren van de 19e eeuw toepaste met strepen. Bovendien, en dat is wellicht verrassender omdat we de schilder zo goed kennen, gebruikte Monet tijdens zijn verblijf in Nederland in 1871 de stippentechniek al bij het schilderen van de Amsterdamse grachten. Een variant op het pointillisme is het divisionisme waar stippen opvergaan in strepen. [Terug naar boven]

Prerafaëlieten (les: fin de siècle)
In Engeland kwam een beweging onder studenten van de Royal Academy tot stand die zich de Prerafaëlitische Broederschap noemde, afgekort PRB (1848-1854). De stichters Dante Gabriel Rossetti, William Holman Hunt en John Everett Millais.  Het werk van de broeders stak verfrissend en vitaal af tegen de gevestigde kunst. Het kleurgebruik was briljant. John Ruskin onderkende het talent van de jonge lieden en hun vernieuwende stijl. De kunst van de prerafaëlieten is religieus geïnspireerd en verheven van toon. Na 1854 gingen de broeders ieder huns weegs en viel de zaak uit elkaar. De invloed van de prerafaëlieten ging echter door. Autodidact Dante Gabriel Rossetti (1828-1882) ontwikkelde een symbolisch/decoratieve stijl die kan worden gezien als voorloper van de art nouveau. De mysterieuze gelaatstrekken van model Elisabeth Siddal (zijn echtgenote) en die van Jane Morris (de vrouw van William Morris) werden illustratief voor de prerafaëlitische kunst. [Terug naar boven]

VLAAMSE PRIMITIEVEN (9 lessen)
Vroeg Nederlandse schilderkunst

Baanbrekende verluchters
Schilderkunst krijgt vorm
Jan van Eyck
Rogier van der Weyden
Petrus Christus
Dirk Bouts
Hugo van der Goes
De derde generatie
Diptieken

Baanbrekende verluchters
Kunst uit het niets bestaat niet. Ook als we ons verdiepen in de Vroeg Nederlandse Schilderkunst, die ook bekend staat onder de verwarrende naam Vlaamse Primitieven, in de 15e en begin 16e eeuw kunnen we er niet omheen dat de wortels dieper steken. De illuminatiekunst ging de paneelschilderkunst vooraf en het waren de boekverluchters die aan de wieg stonden van een nieuw realisme dat door de schilders zou worden vervolmaakt. De Vlaamse illuminatiekunst staat beduidend minder in de belangstelling dan de kunst van de Vlaamse Primitieven en werd er door overschaduwd. Juist daarom is het zinvol er aandacht aan te schenken. Al rond 1250 (zeg maar ruim honderd jaar voor de eenwording met Bourgondië) bloeide in steden als Gent, Brugge en Ieper de economie op. De lakennijverheid bracht burgers geld in het laatje en stimuleerde een geldingsdrang die zich onder meer uitte in een interesse voor geïllumineerde handschriften. Vooral psalters en getijdenboeken waren gewilde objecten. Deze groeiende interesse onder de gegoede burgerij was onder meer oorzaak van een oplevende boekkunst in Brugge. [Terug naar boven]

Schilderkunst krijgt vorm
Vlaanderen fungeerde door haar rijkdom als de grote financier van het Bourgondische hof. Via de door het hof verstrekte opdrachten vloeide de pecunia naar de kunstenaars, die de talrijke hofleden maar al te graag van dienst waren. Het klimaat waarin de Vlaamse Primitieven werkten was buitengewoon gunstig. De groeiende vraag vertaalde zich in een zelden bereikt hoog niveau. Na het midden van de 14e eeuw kwam de Internationale Stijl op tijdens welke de reizende hofhoudingen zich lieten vergezellen door schilders. De stijl volgde het gekunstelde hofleven en blonk uit in verfijning. Met Melchior Broederlam (vermoedelijk 1381 en 1410) komt de eerste naam van een schilder in zicht die afstand nam van stilering om zich te gaan toeleggen op de werkelijkheid. Hij was aanvankelijk hofschilder bij de graaf van Vlaanderen en zou later in dienst treden van Filips de Stoute, de hertog van Bourgondië, voor wie hij het zogenaamde passieretabel beschilderde dat in Champmol in Dijon wordt bewaard. In het tafereel van de Vlucht naar Egypte staat Jozef uitgebeeld. Hij is naar de uiterste rand van het werk verschoven (valt er bijna uit) alsof de schilder nog niet zeker is van het experiment dat hij uitvoerde. Jozef als een “normaal” mens. Met de vermoeide voeten stevig op aarde heft hij een soort bierton naar de lippen om zijn dorst te lessen. [Terug naar boven]

Jan van Eyck
De vermoedelijk in Maaseik (Maeseyck) geboren Jan van Eyck is het prototype van de 15e eeuwse schilder. Buitengewoon vakbekwaam en erudiet. We weten niet precies welke theologen hem adviseerden. Dat hij onderlegd was staat wel vast. Een deskundige noemde hem pictor doctus ofwel een geleerde schilder. Het door hem en zijn broer Hubert vervaardigde Lam Gods in Gent is een magistraal meesterwerk van ongekende precisie. Jan van Eyck ontwikkelde een schildermethode die hem in staat stelde de werkelijkheid te benaderen. Iedere beschouwer vergeet, als hij voor het metershoge en brede veelluik staat, naar een paneel met opgestreken verf te kijken. Elk onderdeel of het nu een mens, een paard, een instrument of vegetatie is, komt door de nauwkeurige schildering als werkelijk over. Van Eyck streek volgens onderzoek soms meer dan tien lagen transparante verf over elkaar om het gewenste resultaat te realiseren. Een kanttekening is op z’n plaats. Hoe fraai ook gereproduceerd, het ging Jan van Eyck niet om een “herschepping” maar om een lofzang op de schepping. [Terug naar boven]

Rogier van der Weyden
Opmerkelijk genoeg is het œuvre van de invloedrijkste Vlaamse Primitief: Rogier van der Weyden, dubieus. Vanwege het ontbreken van signeringen kan geen enkel werk met 100% zekerheid aan hem worden toegeschreven. Op basis van enkele gedocumenteerde werken is het merendeel van zijn schilderijen op stilistische gronden aan hem toegeschreven. Rogier van der Weyden werd omstreeks 1400 als Rogier de la Pasture in Doornik geboren. Tussen 1435 en 1464 ontwikkelde zijn atelier in de goudsmedenwijk Cantersteen te Brussel zich tot een gerenommeerd bedrijf met internationale faam. De Kruisafname, thans in het Prado te Madrid, is een vroeg meesterwerk. Het is een van de drie werken die ondanks het ontbreken van een handtekening en een jaartal met zekerheid aan hem is toegeschreven. Deskundigen stellen het jaar van ontstaan op 1435 waarmee het werk als het oudste kan worden aangemerkt.  De ondiepe ruimte waarin het schouwspel zich afspeelt doet denken aan een wagenspel. Lichaamshoudingen en gebaren spreken van intens verdriet. Het is de moeite waard na te gaan hoe meesterlijk Rogier zijn spelers in het kleine speelvlak plaatste. Rogier van der Weyden en Jan van Eyck zijn zonder twijfel de voornaamste vertegenwoordigers van de Vlaamse Primitieven. [Terug naar boven]

Petrus Christus
Een uitspraak van het gerecht in Brugge in 1472 dat hem het stempel van leerling van Jan van Eyck opdrukte bleef Petrus Christus in de kunsthistorie achtervolgen. Hij werd niet serieus genomen en zijn werk kreeg het stempel onbelangrijk Toen men eenmaal de bril van bevooroordeling had afgezet en het œuvre op de eigen merites beschouwde, kwam zijn talent aan het licht. Petrus Christus was de Vlaamse Primitief zonder pathos. Geen grote gebaren en geëtaleerde smart maar berusting. Hij was ook de schilder die zich sterk interesseerde voor perspectief. Al zoekend kwam hij tot een bevredigende oplossing. Uit diverse van zijn werken blijkt dat hij toenadering tot de beschouwer zocht. Hij moedigde de toeschouwers ahw uit zijn wereld binnen te stappen. Zijn portret van een jong meisje is een juweeltje van 28x21cm. Het straalt zuiverheid uit en lijkt te glanzen als parelmoer. Petrus Christus introduceerde de schuine blikrichting. De schilder laat haar schrikken, terwijl wij ervan opkijken. Is dat niet zonderling? Hij maakt ons als het ware deelgenoot. [Terug naar boven]

Dirk Bouts
De zeer waarschijnlijk uit Haarlem afkomstige Dirk Bouts gaf de kunst van de Vlaamse Primitieven een Noord Nederlands accent. Aandacht voor het landschap is een kenmerk. Bouts maakte furore in Leuven In 1464 kreeg hij opdracht voor een triptiek waarin het Laatste Avondmaal moest worden uitgebeeld. Het werk was een uitdaging omdat hier voor het eerst de consecratie werd afgebeeld. Een iconografische vernieuwing. Twee Leuvense theologen bogen zich over de beeldtaal. Het betreft het historische moment waarop tijdens de eucharistie het brood verandert in het lichaam van Christus. Bouts stond vier jaar later opnieuw voor een uitdaging toen hij opdracht kreeg van het Leuvense stadsbestuur gerechtigheidpanelen te schilderen. De uitgekozen voorstelling behelsde een gerechtelijke dwaling onder het bestuur van keizer Otto III. Bouts moest de schildering “uitvinden” want het tafereel was nog niet eerder geschilderd. In een latere fase van zijn kunstenaarschap schilderde de kunstenaar relatieloze figuren die bevroren lijken in roerloosheid. Individuen verzonken in een eigen belevingswereld en gescheiden door een onzichtbare muur. [Terug naar boven]

Hugo van der Goes
Met Hugo van der Goes komt een fascinerende Vlaamse Primitief voor het voetlicht. Zijn loopbaan was kort en duurde naar men aanneemt ongeveer 15 jaar. Omtrent de figuur Van der Goes bestaan meer raadsels dan zekerheden. Wat zijn geboorteplaats betreft strijden niet minder dan vier gemeentes om de eer. Gent heeft de beste papieren. In 1467 werd hij “vrijmeester” te Gent”. Hij maakte kennelijk bliksemcarrière want reeds een jaar nadien werd hij tot gezworene verkozen. In 1473 werd hij deken, een functie die hij tot 1476 zou bekleden. In 1478 liet Van der Goes al zijn bezittingen in Gent achter om zich terug te trekken in een klooster van de Moderne Devotie in de omgeving van Brussel waar hij tot aan zijn voortijdige overlijden in 1482 als conversbroeder zijn vak bleef uitoefenen. Hugo is de schilder van gebaren. Dit zo moeilijk uit te beelden stukje anatomie is zijn handelsmerk. Een citaat uit de les zegt alles: “De in rood geklede Johannes buigt zich voorover en wijst naar Maria. Paulus, onder hem, heeft de mondhoeken omlaag en vecht tegen zijn tranen. De expressieve handgebaren zijn een aparte studie waard. De handen zijn soms knokig en aderen zijn zichtbaar. De houdingen zijn soms gevoelig en dan weer krampachtig. De ernst valt van de levendige gezichten af te lezen. Beheerste emotie zoals bij Dirk Bouts, maar nu aan de oppervlakte.” [Terug naar boven]

De derde generatie
Onder de derde generatie Vlaamse Primitieven verstaan we de schilders die na 1460 voor het voetlicht traden. In deze diaporama komen er twee op het scherm: Hans Memling en Gerard David. Beide schilders werkten in Brugge. Memling kwam uit Seligenstadt. Zijn kunst blinkt uit door de zorgvuldigheid waarmee hij de ruimte indeelde. Het Hemelse Jeruzalem in zijn Laatste Oordeel dat in Gdansk wordt bewaard is een voorbeeld. Hij schilderde hier een toegangspoort tussen stadsmuren waar uitverkorenen via een kristallen trap het paradijs betreden. De smalle ruimte van het zijpaneel is werkelijk verbluffend ingevuld. Wat Gerard David betreft komen we in de nadagen van de stijl. Dit zegt niets over zijn vakmanschap maar meer over de veranderende economische situatie waaraan hij bloot stond. Als werkgever moest hij met zijn tijd mee. Toen Brugge haar vooraanstaande rol verloren zag gaan vanwege het verzanden van het Zwin kwam het accent op Antwerpen te liggen. Gerard David bleef in Brugge wonen maar vestigde een atelier in Antwerpen. [Terug naar boven]

De diptieken
In de afsluitende les van deze bijzondere cursus is er aandacht voor een speciaal facet van de Vlaamse Primitieven.  De plotselinge bloei van het tweeluik in de 14e eeuw is een uiting van een nieuwe visie op Christus die samenhangt met de Moderne Devotie. In de 15e eeuw was het zelfbewustzijn van de mens dermate gegroeid dat deze Christus en zijn moeder in zijn huiselijke omgeving uitnodigde om deel te gaan uitmaken van diens persoonlijke leefwereld. Een deskundige schreef: “Ze ademen stilte, schoonheid en raffinement. Dat maakt hen tot kunstvoorwerpen die menig kunstliefhebber niet alleen vroeger, maar ook nu weten te ontroeren.” Uit de bewaard gebleven diptieken komt de vroomheid naar voren die een kenmerk is van de tijdgeest. De beweging van de Moderne Devotie riep op tot compassio  ofwel mede-lijden. De gelovigen werden uitgenodigd zich te verdiepen in het leven van Christus en Maria en ook de smart te ondergaan van de lijdensverhaal. [Terug naar boven]